Oproepkracht weigert aanbod vaste uren, claimt omvang obv rechtsvermoeden

Op grond van art. 7:628a lid 5 BW moet een werkgever moet een oproepkracht na een jaar een aanbod doen voor een vaste arbeidsomvang. In deze zaak weigerde de oproepkracht, een taxichauffeur, tot twee keer toe een aanbod van zijn werkgever. De taxichauffeur claimt vervolgens met succes zijn recht op vaste contracturen op basis van het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang ex artikel 7:610 b BW. 

Wat kan een oproepkracht claimen in het kader van meer inkomenszekerheid:

  1. Een verzoek om meer voorspelbare arbeidsvoorwaarden als hij 26 weken of langer in dienst is. Artikel 2b van de Wet flexibel werken (Wfw) geeft werknemers, na minimaal 26 weken in dienst, het recht om een schriftelijk verzoek in te dienen bij hun werkgever voor een vorm van arbeid met meer voorspelbare en zekere arbeidsvoorwaarden, zoals vaste uren (in plaats van oproep), een vast contract, of andere aanpassingen, waarbij de werkgever binnen een bepaalde termijn (1 of 3 maanden, afhankelijk van grootte bedrijf) gemotiveerd moet reageren, en bij uitblijven van reactie of bij onterechte afwijzing de werknemer een sterkere positie heeft.
  2. Een oproepkracht kan na drie maanden een beroep doen op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang ex artikel 7:610b Bw: het recht op een vaste arbeidsomvang die overeenkomt met het gemiddelde aantal gewerkte uren in de voorgaande drie maanden.
  3. Krachtens artikel 7:628 a lid 5 BW is de werkgever verplicht om een oproepkracht jaarlijks een schiftelijk aanbod te doen voor een vaste arbeidsomvang, die ten minste gelijk is aan het gemiddelde aantal uren dat de oproepkracht het voorgaande jaar heeft gewerkt. Het aanbod betreft een vaste arbeidsomvang die uiterlijk ingaat op de eerste dag nadat twee maanden zijn verstreken steeds nadat de arbeidsovereenkomst 12 maanden heeft geduurd. De termijn voor aanvaarding van het aanbod bedraagt een maand. 

Oproepkracht weigerde beide keren
Een taxichauffeur werkte als oproepkracht en kreeg tweemaal een urenaanbod van zijn werkgever. De eerste keer voor bijna 45 uur per maand en de tweede keer voor ruim 26 uur per maand. De terugval in uren kwam doordat de taxibranche in die periode grotendeels stillag vanwege de coronapandemie. Beide keren weigerde de oproepkracht het aanbod voor vaste uren. Ruim vijf maanden later deed de oproepkracht een beroep op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang en vroeg hij zijn werkgever om een vaste urenomvang van 42,5 uur per maand, met terugwerkende kracht tot nog vóór het eerste urenaanbod.

Niet met terugwerkende kracht
Zowel de rechtbank als het gerechtshof in hoger beroep oordeelden dat de oproepkracht recht had op die 42,5 uur per maand, maar wel pas vanaf het moment dat hij het verzoek had ingediend bij zijn werkgever en niet met terugwerkende kracht. Volgens de rechters kon een oproepkracht wel met terugwerkende kracht recht hebben op een bepaalde arbeidsomvang, ‘tenzij er zich omstandigheden voordoen die dat anders maken’. Het tweemaal weigeren van een aanbod voor een vaste urenomvang (tool) voldeed aan dit criterium, aldus de rechters.

Loon betalen over niet gewerkte uren
In cassatie oordeelde De Hoge Raad dat het afwijzen van het jaarlijkse aanbod voor een vaste urenomvang niet betekent dat een oproepkracht (artikel) zijn recht verliest om alsnog (met terugwerkende kracht) een beroep te doen op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang. Ook niet als het beroep op het rechtsvermoeden over dezelfde periode gaat als de periode waarover de werkgever een aanbod voor een vaste arbeidsomvang heeft gedaan (en de werknemer dit aanbod heeft afgewezen). Dit kan dus betekenen dat een werkgever alsnog loon moet betalen over uren waarin de oproepkracht geen werk heeft verricht. Het is nu aan Gerechtshof ’s-Hertogenbosch om zich over de zaak te buigen en een oordeel te vellen. Zie uitspraak: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2025:1802

 

bron: rendement.nl 

Oproepkracht weigert aanbod vaste uren, claimt omvang obv rechtsvermoeden

Oproepkracht weigert aanbod werkgever voor een vaste arbeidsomvang; oproepkracht kan ook in dat geval met succes nog steeds een beroep doen op het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang. Verhouding art. 7:610b BW (rechtsvermoeden van arbeidsomvang) en art. 7:628a lid 5 BW (verplicht aanbod vaste arbeidsomvang bij oproepovereenkomst na periode van 12 maanden). Kan werknemer met terugwerkende kracht beroep doen op rechtsvermoeden art. 7:610b BW als hij aanbod op grond van art. 7:628a lid 5 BW mede t.a.v. die periode heeft afgewezen?

Lees verder
Vragen over vaststellingsovereenkomst?
Chat via WhatsApp