Wet Aanpak Schijnconstructies: wat zijn de gevolgen voor de zzp’er?

De nieuwe Wet Aanpak Schijnconstructies is in twee fasen in werking getreden. Welke gevolgen kent de WAS voor de zzp’er? Om dat te kunnen beantwoorden, moet allereerst worden stilgestaan bij de vraag wat de WAS tracht de bewerkstelligen.

Uitbreiding ketenaansprakelijkheid en nieuwe eisen aan salarisbetaling
Op 1 juli 2015 is de eerste tranche van de Wet Aanpak Schijnconstructies (hierna: WAS) in werking getreden. Daarin is een nieuwe vorm van ketenaansprakelijkheid gecreëerd. Met de nieuwe wet geldt de ketenaansprakelijkheid niet alleen voor de loonheffing, maar ook voor het verschuldigde loon. Kort gezegd, zorgt de nieuwe regeling ervoor dat de werknemer, wanneer er sprake is van onderbetaling, zowel zijn werkgever als diens opdrachtgever kan aanspreken (art. 7:616a lid 3 BW). Zij zijn hoofdelijk aansprakelijk. Wanneer blijkt dat de werkgever onvindbaar of failliet is, kan de werknemer de “naast hogere opdrachtgever” aansprakelijk stellen (art. 7:616b lid 2 BW). De hoofdopdrachtgever komt in beginsel dus pas als laatste aan de beurt.

Op 1 januari 2016 is het tweede gedeelte van de WAS in werking getreden. Dit deel ziet op een vernieuwing van de eisen bij salarisbetaling, waaronder het recht van een werknemer op betaling van het minimumloon en een specificatieplicht voor de werkgever ten aanzien van de salarisspecificatie.

Consequenties WAS voor de zzp’er
In eerste instantie ziet de WAS niet op de zzp-constructie. Immers, alleen een werknemer kan aanspraak maken op de verplichtingen van de werkgever in de WAS. Dit betekent bijvoorbeeld dat de zzp’er geen aanspraak kan maken op de ketenaansprakelijkheid voor het overeengekomen loon. Daarnaast hoeft de loonbetaling aan de zzp’er niet aan dezelfde eisen te voldoen.

Desondanks dient ook de zzp’er op zijn hoede te zijn. Wanneer een zzp’er een andere zzp’er inhuurt en die andere zzp’er neemt vervolgens een werknemer in dienst, dan is op dat moment de WAS wel van toepassing. Met andere woorden: de zelfstandige zonder personeel zal kritischer moeten gaan kijken naar degene die hij inhuurt. Immers, wanneer de ingehuurde zelfstandige niet valide genoeg blijkt te zijn om het loon van zijn werknemer(s) te voldoen, is de zzp’er op grond van artikel 7:616a lid 3 BW aansprakelijk voor het verschuldigde loon. Aangezien de WAS van dwingend recht is (artikel 7:616f BW), kan de ketenaansprakelijkheid niet contractueel worden uitgesloten.

Indien u behoefte heeft aan zekerheid, bent u bij Advocatenkantoor Bloem op het juiste adres. Samen kunnen we de mogelijke risico’s inventariseren en u adviseren over de manier waarop de WAS, in uw specifieke situatie, op een juiste wijze zal moeten worden toegepast.

Uitzendkracht en ziekte

Hoge Raad: uitzendovereenkomst eindigt niet zonder meer bij ziekte van de uitzendkracht

Lees verder