Schending concurrentiebeding, onrechtmatige daad of geheimhoudingsbeding

In 2007 is een aantal werknemers van de werkgever overgestapt naar een concurrent. De werkgever stelt zich op het standpunt dat deze werknemers het concurrentiebeding overtreden, dat sprake is van schending van het geheimhoudingsbeding en van onrechtmatig handelen. Ook spreekt de werkgever de werknemers en hun nieuwe werkgever aan op grond van groepsaansprakelijkheid. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van de werkgever afgewezen, aangezien de concurrentiebedingen van de verschillende werknemers hun geldigheid hadden verloren, geen belemmering vormden of onvoldoende was komen vast te staan dat deze waren overtreden. Ook was geen sprake van onrechtmatig handelen. De werkgever gaat in hoger beroep.

Het hof gaat per werknemer na of sprake is van overtreding van het concurrentiebeding, schending van het geheimhoudingsbeding en/of onrechtmatige concurrentie. Met betrekking tot het geheimhoudingsbeding geldt dat het enkele feit dat een werknemer niet meer gebonden is aan zijn concurrentiebeding niet meebrengt dat hij ook van zijn geheimhoudingsbeding is ontheven. Als uitgangspunt geldt dat het gebruik maken van kennis en ervaring, ook als het daarbij gaat om specifieke kennis en ervaring, niet noodzakelijkerwijs meebrengt dat de werknemer vertrouwelijke gegevens aan de nieuwe werkgever verstrekt. De werkgever heeft in dit geval onvoldoende concreet onderbouwd op welke wijze vertrouwelijke informatie naar buiten zou zijn gebracht. Met betrekking tot onrechtmatige concurrentie geldt dat bij gebreke van een concurrentiebeding het de werknemer in beginsel vrij staat om zich na afloop van de overeenkomst in vrije concurrentie met de voormalig werkgever te begeven, ook als deze daar nadeel van ondervindt. Bijkomende omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. In casu heeft geen van de werknemers het concurrentiebeding of het geheimhoudingsbeding overtreden. Ook is geen sprake van onrechtmatige concurrentie. Daarom strandt ook de vordering op grond van groepsaansprakelijkheid. Geen van de genoemde personen heeft schade aangebracht aan de werkgever. Het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd.

NB. Zie «JAR» 2014/275 voor het arrest van het hof over de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding. De werkgever heeft verder geprocedeerd tegen de groep werknemers en hun nieuwe werkgever daarnaast en tegen de werknemers individueel. Eén van de arresten in de individuele zaken is gepubliceerd als «JAR» 2017/107. Als een beroep op een concurrentiebeding niet (meer) mogelijk is, biedt een beroep op een geheimhoudingsbeding soms uitkomst. Zie «JAR» 2016/295 en «JAR» 2013/66.

Verwijzing naar link maar niet gepubliceerd op rechtspraak.nl, wel in JAR 2017, 108.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2017:2604

 

Uitzendkracht en ziekte

Hoge Raad: uitzendovereenkomst eindigt niet zonder meer bij ziekte van de uitzendkracht

Lees verder