In 2013 zijn verschillende uitspraken gewezen waarin het ontslag op staande voet en de regels die daarbij gelden worden beschouwd. In het arbeidsrechtelijk blad Rechtspraak Arbeidsrecht is recent een uitspraak gepubliceerd over het bewijsrecht bij een ontslag op staande voet.
De situatie van het ontslag op staande voet
De uitspraak betreft een situatie waarin een werknemer op staande voet ontslagen wordt, vanwege vermeend frauduleus handelen.[1] De kantonrechter oordeelde in kort geding dat het niet voldoende aannemelijk is dat het ontslag op staande voet stand zal houden. De werkgever stelt in hoger beroep dat de kantonrechter de verkeerde vraag als uitgangspunt heeft genomen. De vraag is: Is het voldoende aannemelijk dat het ontslag vernietigd wordt, in plaats van is voldoende aannemelijk dat het ontslag stand houdt?
Deze vragen lijken voor een niet-jurist dezelfde,
maar dat is niet zo. Het leidt namelijk tot een verschil in bewijslast. In beginsel is de partij die iets stelt, verplicht die stelling te bewijzen. De werknemer stelt een vordering in, dus, zou men denken, zal de werknemer hetgeen hij stelt, moeten bewijzen. Echter zal de werknemer in de regel het loon vorderen. Dat hij recht heeft op loon kan hij bewijzen door middel van de arbeidsovereenkomst. De werkgever dient vervolgens aannemelijk te maken dat hij een gegronde reden heeft om het loon niet te betalen, namelijk het ontslag op staande voet.
De werkgever stelt het bestaan van deze gegronde reden en zal die dus ook moeten bewijzen. Hierdoor rust de bewijslast over de rechtmatigheid van het ontslag op staande voet bij de werkgever. De werknemer kan die onderbouwde stelling gemotiveerd betwisten. Deze bewijslastverdeling is in het voordeel van de werknemer.
Werkgevers, let op bij een ontslag op staande voet, u dient te bewijzen dat het ontslag terecht is gegeven!
Vragen over ontslag op staande voet?
Heeft u vragen over een ontslag of twijfelt u? Neem voordat u overgaat tot ontslag op staande voet contact op met ons. Wij kunnen u adviseren over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder een ontslag op staande voet gerechtvaardigd is.
[1] Hof Arnhem-Leeuwarden 9 juli 2013, RAR 2014, 25
Oproepkracht weigert aanbod werkgever voor een vaste arbeidsomvang; oproepkracht kan ook in dat geval met succes nog steeds een beroep doen op het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang. Verhouding art. 7:610b BW (rechtsvermoeden van arbeidsomvang) en art. 7:628a lid 5 BW (verplicht aanbod vaste arbeidsomvang bij oproepovereenkomst na periode van 12 maanden). Kan werknemer met terugwerkende kracht beroep doen op rechtsvermoeden art. 7:610b BW als hij aanbod op grond van art. 7:628a lid 5 BW mede t.a.v. die periode heeft afgewezen?
Lees verder