Loonaanspraak bij ziekte

Mag een werkgever het gehele loon staken als een werknemer passende arbeid weigert? Of mag slechts het gedeelte worden gestaakt waarvoor de werknemer arbeidsgeschikt is?

Op deze vraag heeft de Hoge Raad in zijn arrest d.d. 6 juni 2014 antwoord gegeven.

Situatie:
Werknemer was sinds 1 november 2006 in dienst bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor (gemiddeld) 42 uur per week, in functie x. Op 9 juli 2009 heeft werknemer zich arbeidsongeschikt gemeld. De bedrijfsarts heeft op 9 december 2009 geadviseerd dat werknemer op basis van de op dat moment aanwezige beperkingen vanaf 14 december 2009 halve dagen kon gaan werken in aangepaste taken. Werknemer weigerde dit. Op 15 december 2009 heeft de werkgever de loondoorbetaling volledig (100%) gestaakt op grond van artikel 7:629 lid 3 aanhef en onder c en d BW.

Procedure:
De werknemer is vervolgens een procedure gestart. De werknemer was van mening dat hij recht had op het loon over het deel van de werktijd waarvoor hij nog arbeidsongeschikt was.

Oordeel Hoge Raad:
Hoofdregel conform art. 7:627 BW en 7:628 BW: geen arbeid, geen loon.
In artikel 7:629 BW is bepaald dat een werknemer recht heeft op loon (70%) tijdens ziekte gedurende een periode van 2 jaar met dien verstande dat hij gedurende de eerste 52 weken ten minste recht heeft op het voor hem geldende minimumloon.
In lid 3 van dit artikel zijn echter een aantal uitzondering opgenomen. Een werknemer heeft geen recht op loon tijdens ziekte:

als de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie opgestelde belastbaarheidseisen niet juist konden worden uitgevoerd;
voor de tijd, gedurende welke door toedoen van de werknemer genezing wordt belemmerd of vertraagd;
voor de tijd, gedurende welke de werknemer, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid als bedoeld in artikel 7:658a lid 4 BW voor de werkgever of voor een door de werkgever aangewezen derde, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht;
voor de tijd, gedurende welke de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan de door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid als bedoeld in artikel 7:658a lid 4 BW te verrichten;
voor de tijd, gedurende welke de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoel in artikel 7:658a lid 3 BW;
voor de tijd, gedurende welke de werknemer zonder deugdelijke grond zijn aanvraag om een uitkering als bedoeld in artikel 64 lid 1 WW later indient dan in dat artikel is voorgeschreven.


Discussie:
Hoe moeten de woorden “voor de tijd, gedurende welke” worden uitgelegd? Gaat het om de periode waarin de werknemer weigert passende arbeid te verrichten? Of gaat het om een aanduiding van tijdseenheden gedurende welke de werknemer, hoewel daartoe in staat, niet heeft gewerkt? De eerste uitleg heeft als gevolg dat de gehele loonaanspraak vervalt over de desbetreffende periode. De laatste uitleg heeft als gevolg dat de werknemer zijn recht op loon behoudt voor zover hij (nog) arbeidsgeschikt is. Welke uitleg is nu de juiste?

Beoordeling:
Volgens de Hoge Raad worden de woorden “voor de tijd, gedurende welke” onder de punten b, en d tot en met f uitgelegd als zijnde ‘de periode waarin’ de werknemer het desbetreffende gedrag vertoont. Om deze reden moeten dezelfde woorden in punt c ook op deze wijze worden uitgelegd. Tevens sluit de Hoge Raad met zijn oordeel aan bij artikel 7:627 BW waaruit voortvloeit dat geen loon is verschuldigd voor niet gewerkte uren. Ook van belang is de strekking van de loonsanctie. Een loonsanctie is bedoeld om de werknemer te stimuleren zijn herstel en re-integratie te bevorderen. De sanctie dient derhalve voldoende afschrikwekkend te zijn zodat de werknemer zijn re-integratie serieus oppakt.

Een dergelijke loonsanctie (staking van de loonbetaling) kan bij een geringe overtreding zwaar drukken op de werknemer en onredelijk worden geacht. Geniet de werknemer in dat geval nog enige bescherming? Het antwoord is: ja. Tegen misbruik van de sanctieregeling wordt de werknemer beschermd door de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW). De werkgever zal de sanctie niet kunnen toepassen indien dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar is.

Veelal ontstaat er tussen de werkgever en de werknemer een discussie over de proportionaliteit van de loonsanctie. In dat geval kunt u voor advies contact opnemen met Advocatenkantoor Bloem.

Uitzendkracht en ziekte

Hoge Raad: uitzendovereenkomst eindigt niet zonder meer bij ziekte van de uitzendkracht

Lees verder